Klungelend met mijn beslagen brillenglazen, struikel ik de
tram in. Mijn rok is een stuk omhoog gekropen, dus die probeer ik
tegelijkertijd naar beneden te trekken. Ik laat me op één van de lege plaatsen
vallen en pak mijn telefoon om mijn moeder te informeren dat ik onderweg ben.
Mijn mp3-speler is leeg, maar ik houd de oortjes in. Het geeft me de kans om
met andere mensen mee te luisteren. Ik weet dat het niet goed is, maar hun
gesprekken zijn zoveel interessanter dan de mijne aangezien ik alleen reis. Aan
mijn linkerkant zit een ouder echtpaar. De vrouw heeft overduidelijk haar haren
net laten wassen, knippen, watergolven en de man draagt een pak en zo’n platte
geruite pet die zo populair zijn bij mannen boven de zeventig. Wat schattig, dacht ik nog. Ik heb altijd al
een zwakke plek gehad voor ouderen en deze twee waren geen uitzondering. Totdat
ik hoorde wat ze tegen elkaar zeiden.
“Die jeugd van tegenwoordig weet zich ook niet meer te
kleden, al die korte rokjes. Schandelijk is het!” De vrouw doelde overduidelijk
op mij. Haar man nam het helaas niet voor me op.
“En dan maar zeuren dat er opmerkingen over gemaakt worden.
Het zou verboden moeten worden.” En bedankt. Dan weet ik dat ook weer.
“In onze tijd zouden de meisjes er echt niet zo bij hebben
gelopen. Alles kwam netjes tot over de knie en wij droegen kousen, geen panty’s
met ladders.” Fijn, ze heeft de ladder in mijn panty ook opgemerkt.
“Jurken van goede stoffen die onze moeder voor ons maakte,
met tulen rokken eronder. Pijn dat ze deden!” Wat deze vrouw helaas niet over
mij weet, is dat ik geobsedeerd ben door de jaren vijftig. Ik draag jurken met
petticoats eronder en zou deze jurken het liefst iedere dag dragen. Jammer
genoeg zijn ze simpelweg niet praktisch en maken ze reizen met het openbaar
vervoer voor mij een hel. Ik had ze dit zo graag willen vertellen, maar ik was
te verlegen om op ze af te stappen. Achteraf heb ik hier spijt van. Ik had
graag hun gezichten willen zien als ik het slechte nieuws bracht, maar ja, daar
is het nu te laat voor. Als ik ooit de moed kan opbrengen, zal ik mensen erop
aanspreken. Maar tot die tijd, vind ik het eigenlijk wel grappig om te horen
wat anderen over mij te zeggen hebben.
Met z’n tweetjes liepen ze de tram uit. Hun halte was al gekomen, jammer…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten